Pelgrim in Duitsland

15 okt 201122 okt 2011

Tijdens een 6-daagse tocht van Leipzig naar Eisenach over de Oekumenischer Pilgerweg ontdek ik dat mijn nieuwe wandelschoenen toch niet zo fijn zijn als ik had gedacht en vraag ik me af of ik niet beter vegetariër moet worden.

Tussen de Thomaskirche in Leipzig en het Diakonessenklooster in Eisenach, vlakbij de kerk waar Bach is gedoopt lopen Ben, Leo en ik door het Duitse landschap. De Duitse Pilgerweg richting Santiago is mijn eerste pelgrimstocht en ondanks pijnlijke blaren en stijve spieren beleef ik deze wandeling als een ontdekkingreis door het landschap om mij heen en het landschap binnen in mij. 

Het land ligt winterklaar, geploegd in rechte voren. De zon schijnt al vroeg en laat de klei glimmen. De frisse morgenlucht doet me goed. Ik loop. Verder hoef ik niets. Ik laat me leiden. Ben weet waar we heen gaan. Eten, lopen en slapen, de drie bezigheden van een pelgrim. En al lopend verdwijnt alles wat er in mijn hoofd zat, op de achtergrond. Of beter: het is er niet meer. Lopen en doorgaan. Doorgaan en lopen. Het land is leeg. Ik word leeg. Het land tobt niet. Ik tob niet. Tot we een transportwagen passeren die volgeladen wordt met varkens. De dieren duwen me met de neus op de feiten. Ik kijk naar de beesten, een oor steekt tussen de tralies naar buiten, een staartje, eentje kijkt naar buiten. Mijn hart doet zeer. Wat een waanzin om al deze dieren af te maken omdat wij zo nodig vlees moeten eten. Ik weet niet wat ik ermee moet. Het geeft een raar gevoel.

We hebben mooie ontmoetingen. Onderweg zijn er mensen, samen op weg, alleen op weg, lopend of op de fiets. We praten, delen en wensen elkaar een fijne tocht. Wie was deze mens? De dame die alleen van Merseburg naar Eisenach aan het fietsen was….. of de Oekraïnse vrachtwagenchauffeur die op een parkeerplaats zijn maaltje aan het maken is: brood en spek en vlees op de barbecue. Hij wenkt ons en schenkt de mannen een wodka in. Grenzeloze broederschap. Namen worden minder belangrijk. Het was een mens. Net als ik. Dat is genoeg. We slapen in jeugdherbergen (Leipzig, Naumburg), in kerkjes (Merseburg en Stedten), in een pastorie (Eckartsberga) en in kloosters (Erfurt en Eisenach). En overal is er plaats. De zusters diakonessen in Eisenach onthalen ons als eervolle gasten, aan wie het niets mag ontbreken. We ontvangen de pelgrimsmedaille met hun huisspreuk: De heer is mijn herder, mij ontbreekt niets…

Een teiltje voor een warm voetenbad en de complete verzorgingskoffer laten zij aanrukken om de vermoeide en gekwetste voeten te verzorgen. We trekken met zijn drieën een koord langs de weg, door het land. Van Bach naar Bach. Muziek in ons hart. Onzichtbaar en onhoorbaar. De leegheid in mijn hoofd maakt plaats voor een helderheid. Ik hoef me alleen maar over te geven aan… aan wat? aan wie? Er is niets. Er is alles. Ik ben. Dat is wat ik zeker weet. Ik voel het. Meer is niet nodig.
Een weekje pelgrim zijn, natuurlijk te kort. Maar wel een begin. In mij is een ruimte gekomen. Altijd op weg. En overal thuis.
(Dit verhaal kun je ook lezen op www.pelgrimsverhalen.nl)