De winter ruimt het veld

Ik hang uit het raam
Ik hang uit het raam
boven de rivier
Ik zie de knoppen in de bomen
Ik hang uit het raam
Timmermansklanken over het water
Ergens wordt gezaagd
Boven de rivier
Ik hang uit het raam
(rondeel)

Drie eenden
Drie eenden drijven op de stroom
Ze gaan ontzettend hard
Een koddig gezicht
Drie eenden drijven op de stroom
Wèg zijn ze, uit het zicht
Alsof ze zonder gewicht het licht in te halen hebben
Ze gaan ontzettend hard
Drie eenden drijven op de stroom

De eenden lopen terug
De overzijde lokte
Teruggekeerd van hun expeditie
De eenden lopen terug
Welkom, roepen de hanen,
het was nog te gewaagd!
De overzijde lokte
De eenden lopen terug
(2 rondelen)

De winter ruimt het veld
Heerlijk
hier zitten
Ik hoef niets
Ik beschouw enkel maar
het leven binnen en buiten
Terug uit het klooster is alsof
ik de winter met zijn kou en
natte kleren heb achtergelaten op de heuvel. Nu
is de grens gelegd. De winter ruimt het veld
leeg. Wind, licht en adem mogen nu de rest doen.
(sneeuwbal)

Ter afsluiting van de winter nog één keer een sneeuwbal
Even
raakt vandaag
gisteren en morgen
Dìt is een grens
En déze voel ik goed
De werkman fluit zijn deuntje
Hij is iets nieuws aan ’t bouwen
De rivier snelt de hele dag voorbij
Ze is bezig de winter af te voeren
neemt alles mee wat niet meer nodig, groeien wil
alleen de berk blijft staan, standvastig en bot stilaan uit
(sneeuwbal)