Twee vriendjes

In dit huis heb ik twee dikke vriendjes: het vuur en een héle dikke grote zwarte spin.
Het vuur verzorg ik elke dag met liefde met een groot eigen belang: me comfortabel en warm voelen.
Het vuur is wispelturig. Het hangt van heel veel zaken af of het wel wil branden en genoeg warmte geeft. De buitentemperatuur, de stapeling van papier, houtjes en stammen, de hoeveelheid ruimte ertussen, de plekken waar je het aansteekt, hoeveel as er inmiddels op de bodem ligt, de droogte van het hout, het moment dat je het deurtje sluit. En als aan alle voorwaarden op dàt moment is voldaan, dan brandt de kachel en geeft zijn warmte de hele dag door! Zo niet, dan blijft het tobben met een nukkig kind en trek ik nog maar een kledinglaag aan.
Mijn andere vriendje is de spin, de hele grote dikke, die ’s nacht op het hoekje van de badkamerdeur zit tussen de leidingen. Overdag is hij aan de wandel, maar ’s nachts zit hij daar. ’t Is vreemd, want in die koude kelderschuur is het altijd donker, dus weinig of geen verschil merkbaar van dag en nacht. En toch volgt de spin zijn ritme, en doet wat hij doen moet: zijn biologische klok volgend.
(sprintje)