Helmgras beweegt zachtjes in het briesje dat schuin achter de duinen vandaan komt. Een vlieg landt op mijn hand. Een tractor van de gemeente scheurt over het strand en voor me rollen de golven onophoudelijk het strand op. Wat mooi, die witte schuimkoppen. Ondanks het rustige weer leeft de branding zich ijverig uit. Het geluid van de zee doet me goed. Het veegt me schoon van binnen.
Ik zoek een comfortabeler plek op mijn sjaal, niet bepaald een zachte zitplaats op het zand. Mijn linkerbeen prikt. Het deert me niet. Op het strand moet het een beetje spartaans zijn.