Twee dagen in Maison Saint Bernard

Dinsdag 2 tot donderdag 4 februari was ik te gast bij de zusters en broeders van de Fraternité Monastique de Jérusalem. De eerste nacht was ik de enige hôte (gast), ik had het hele huis voor mij alleen. Mijn maaltijden werden verzorgd, ik hoefde het slechts uit de oven te halen, het stokbrood zelf te snijden, en of het verlangd werd weet ik niet, maar ik deed ook la vaiselle (de afwas). Mijn kamer deed mij denken aan mijn studentenkamer 35 jaar geleden in Den Haag, sober en alles wat een mens nodig heeft. De tweede dag was er een heer, die ik ’s middags al tegen was gekomen, en die ik ’s avonds niet meer herkende. Daardoor dacht ik dat er twee gasten waren naast mij, de monsieur die ik ’s middags had ontmoet, en de heer van ’s avonds. Dat bleek een misverstand. We hebben samen gezellig gegeten in de grote eetkamer. Gezellig, ja, we aten in stilte, onder een muziekje van Chopin, terwijl de heer mij regelmatig galant voorzag van de schalen waarvan ik kon nemen. Precies toen de laatste knallende akkoorden – zoals Chopin soms kan eindigen: triomfantelijk V-I voor de kenners – klonken, beëindigden wij de maaltijd. Het was heel grappig. Tijdens de afwas bleek dat deze heer een zakenman was die voor Michelin op reis was en omdat de hotels bijna allemaal gesloten waren, was hij in het gastenverblijf van het klooster terecht gekomen. Zo maak je nog eens wat mee.
Toen ik me bij de zustertjes weer afmeldde en met mijn tas de trappen afdaalde, voelde ik me net Maria uit de Sound of Music, die dan op een gegeven moment ook met al haar spullen het klooster verlaat. Tien minuten later, na een schitterend stukje rijden met de ochtendmist over de velden, moest ik even acclamatiseren in mijn eigen huis, waar inmiddels de zon naar binnen scheen.